Geschiedenis van basketbal

Hoe het spel begon

Het basketbal zoals we het vandaag kennen werd in December 1891 opgericht door Dr. James Naismith. De plaats van oprichting was Springfield, Massachusetts en het doel lag in het trainen van jonge atleten tijdens koude maanden. Het beginnende basketbal werd gespeeld met een perzikmand en de bal leek meer op de bal die gebruikt wordt in het voetbal. Dr. Naismith publiceerde 13 regels voor zijn uitgevonden spel. Hij verdeelde zijn klas van 18 studenten in twee teams van negen spelers elk en leerde hen de basisregels om het spel te spelen. Opmerkelijk is dat er geen enkele vrouw tot de teams behoorde. Het doel was om de bal in fruitmanden te gooien die aan de onderste reling van het balkon werden bevestigd. Iedere keer dat een punt werd gescoord, werd het spel gestopt, zodat de conciërge met de ladder de bal uit de mand kon halen. Later maakte men een gat in de bodem van de mand waardoor een lange stok werd gestoken om de bal uit de mand te duwen. Na een tijdje werden de bodems van de fruitmanden volledig verwijderd. Het eerste openbare basketbalspel werd gespeeld in Springfield, Massachusetts, op 11 maart 1892 en de uitkomst was 1 – 0.basketball2

De 13 regels van Dr. James Naismith

De originele basketregels waren:

1. De bal kan worden geworpen in elke richting met één of beide handen.

2. De bal kan worden geslagen in elke richting met één of beide handen.

3. Een speler kan niet lopen met de bal en moet de bal doorgeven.

4. De bal moet worden vastgehouden in of tussen de handen. Armen of het lichaam gebruiken, is verboden.

5. Schouderduwen, vasthouden, duwen, iemand doen struikelen of slaan is niet toegelaten. Na een overtreding in deze regel volgt diskwalificatie tot het volgende punt wordt gemaakt of wanneer het doel lag in het verwonden van een tegenspeler, voor het geheel van het spel en dit zonder vervanging.

6. Een overtreding is de vuist gebruiken voor het slaan van de bal, schending van de regels 3 en 4, en zoals beschreven in de regel 5.

basket17. Als beide zijden drie opeenvolgende fouten maken, zal dit tellen als een punt voor de tegenstanders.

8. Een score telt wanneer de bal in de mand wordt gegooid of geslagen en de mand niet meer verlaat. Als de bal net niet in de mand belandt maar op de rand en de tegenstander beweegt de mand, zal dit tellen als een punt.

9. Een bal buitenspel wordt opnieuw in het veld geworpen door de persoon die de bal het eerst aanraakt. In geval van betwisting, gooit de scheidsrechter de bal terug in het veld. De gooier heeft slecht 5 seconden de tijd, zo niet begaat hij een overtreding.

10. De scheidsrechter ziet toe op fouten, en maakt bekend wanneer drie opeenvolgende fouten zijn gemaakt.

11. De scheidsrechter bepaalt wanneer de bal buitenspel is, tot welk team de bal behoort en houdt de tijd bij. Hij beslist wanneer een punt wordt gemaakt en houdt zich aan andere doelstellingen die worden uitgevoerd door een scheidsrechter.

12. Elke speeltijd is een kwartier, met een rustpauze van enkele minuten ertussen.

13. Het team met de meest behaalde scores is de winnaar. In geval van een gelijkspel, kan het spel met instemming van de kapiteins, worden doorgespeeld tot een team een doelpunt maakt.